Ballonvaart 1893

Mysterieuze dodelijke val uit een luchtballon in de toenmalige Weistraat

Dirk Dolman † 9 september 1893, Mgr. Van de Weteringstraat

Op zaterdag 9 september 1893 vond er een tragisch luchtballonongeluk plaats in of eigenlijk boven de Mgr. Van de Weteringstraat, toen nog Weistraat geheten.

Poster "Souvenir" met aanprijzen van de ballonvaart

Kort en simpel gezegd voltrok zich het ongeluk als volgt: op die zaterdag zou de luchtballon ‘Koningin Wilhelmina’ om vier uur ’s middags opstijgen uit Park Tivoli, gelegen aan de Wittevrouwensingel en de Nachtegaalstraat, maar dat werd ruim twee uur later vanwege vertraging bij de gasvulling. 

Léon Mary’s ballon boven Paleis van Volksvlijt, Amsterdam, 8-7-1893 (foto: Jacob Olie)

Aan boord waren ballonvaarder- kapitein Léon Mary en zijn betalende (ƒ 50, oftewel nu € 725) passagier Dirk Dolman, bijna 40 jaar, hereboer uit Groenekan. De ballon weigerde eerst, maar na het uitwerpen van wat ballast ging hij omhoog, bij een stevige en ruwe noordwestenwind. Toch zakte de ballon na korte tijd en botste vervolgens tegen een schoorsteen of dakrand van een huis aan de Mgr. Van de Weteringstraat, schuin tegenover de voormalige Johannaschool (nu de huizen 9 t/m 11B), die ongeveer tegenover de Kerkdwarsstraat stond. Door een onduidelijke oorzaak viel Dolman uit de mand en kwam ca. 16 meter lager op straat terecht. Bewoners ontfermden zich over hem en brachten hem naar de garage van A.L. Sparenburg (Nachtegaalstraat 49, hoek Parkstraat), twee artsen — dr. Cornelis Winkler (Nachtegaalstraat 44), kersvers hoogleraar psychiatrie en neurologie in Utrecht, en huisarts dr. Johan A. Guldenarm (Maliesingel 13, nu 17) — werden gewaarschuwd en lieten hem bewusteloos per ambulance naar het Diakonessenhuis (toen nog aan de Oudegracht tegenover Twijnstraat aan de Werf) brengen.

Garage Sparenburg, net overgenomen door Honders
dr. C. Winkler en dr. J.A. Guldenarm

Dolmans verwondingen waren aanzienlijk: een arm was geheel gekneusd en verminkt, zijn ruggegraat en schouderbladen waren op diverse plaatsen gebroken. De artsen konden niets meer voor hem doen en, nadat hij nog even bij kennis was geweest en ’moe’ en ‘water’ had gefluisterd, overleed hij na een kwartier in de operatiekamer. Zijn vrouw, Willemijntje (‘Mijntje’) Dolman-Berkhof, en zijn kinderen Annigje, Wouter en Dirk kwamen hem ’s avonds bezoeken.

Intussen was de ballon direct na Dolmans val uit de ballon in zuidoostelijke en later meer noordelijke richting naar een hoogte van 3500 meter gestegen en uiteindelijk tegen half zeven, dus na bijna een half uur, geland bij station Driebergen-Zeist, een afstand overbrugd van bijna 9,5 km.

Kort na het ongeluk werd een gerechtelijk onderzoek tegen Mary gestart. Volgens de ene bron werd dat al snel gestopt, volgens een andere juist niet. Over het verloop daarvan en een eventueel depot of vonnis is helaas niets te vinden.

De Standaard, 14-9-1893

Dolmans mysterieuze val
Over het cruciale moment, namelijk Dolmans verlaten van de ballonmand, bestond en bestaat nog steeds flinke onduidelijkheid. De krantenverslagen van die dagen 
spreken elkaar op belangrijke punten tegen of zijn onduidelijk. Een interview met Mary brengt ook geen duidelijkheid.

Een poging tot samenvatting van al die berichten over dat dramatische moment.

Na de aanvankelijke opstijging daalde de ballon na ongeveer 220 meter afgelegd te hebben richting Weistraat. Het verhaal gaat dat de ballonmand toen tegen en/of achter de kroonlijst van een huis is blijven hangen, mogelijk aan het ballonanker.

Iemand – een bewoner? – zou hulp aangeboden hebben, die door Mary werd afgeslagen. Nadat hij de ballon weer had los gekregen, kwam zij op het dak van hetzelfde huis terecht na mogelijk tegen een schorsteen gebotst te zijn. Een andere versie is dat de mand al meteen een schoorsteen raakte. Hoe dan ook, daarbij zou Dolman door de schok uit de kantelende mand ‘geslingerd’ zijn en, na zich nog even aan de ballontouwen vastgehouden te hebben, op het dak gevallen en vandaar op straat gestort zijn.

Alweer een andere versie luidt dat Dolman na de vertraagde opstijging wat angstig was geworden en bij het neerdalen boven een dak aan de Weistraat van Mary geëist zou hebben om hem eruit te laten, wat deze weigerde omdat dat volgens hem onmogelijk was, waarna Dolman besloot uit de mand te springen, op het dak zijn evenwicht verloor en naar beneden viel.

Hoe dan ook, het verhaal gaat dat Dolman een slok teveel op had en daardoor minder stabiel was.

Léon Mary gaf later in een kranteninterview een nogal afwijkende versie (hertaald in modern Nederlands):

‘Ik stond,’ zei de heer Léon Mary, toen de interviewer hem vroeg of hij zijn medereiziger had zien vallen, ‘met de rug naar hem gekeerd en was bezig te trachten de ballon van de schoorsteen af te houden, zodat ik hem niet heb zien vallen.’
‘Men zegt,’ antwoordde de redacteur, ‘dat uw medereiziger uit vrees uit het mandje heeft willen stappen, terwijl anderen beweren, dat hij, op de rand zittende, er afgetuimeld is.’
‘Van vrees heb ik niets gemerkt; integendeel, bij het opstijgen wuifde, zoals iedereen heeft kunnen zien, de heer Dolman met de hand; ook heeft hij niet op de rand gezeten. Nooit had ik een kalmer passagier.’
‘Maar — op het ogenblik dat uw ballon met grote snelheid steeg, begreep u toch dat uw passagier uit de mand was gevallen!’
‘Niet op hetzelfde ogenblik, omdat ik te druk met mijn ballon bezig was, maar bij het afstoten van de gondel. Terwijl ik rugwaarts mij daaraan vasthield, kreeg ik ineens een kolossale schok; onraad bemerkend, duikelde ik achterover in de gondel, voor mijn eigen leven vrezend. Weer kalm geworden, tastte ik naar mijn passagier en miste hem. […]’
‘Onmiddellijk bij mijn aankomst in Zeist heb ik dan ook aan mijn vrienden in Utrecht getelegrafeerd.’

Hoe het ook precies is gegaan, Dolman kreeg de twijfelachtige postume eer dat hij het allereerste slachtoffer van een Nederlandse luchtballonvaart was.

De plek des onheils
Ook de precieze plek van het ongeluk is wat onduidelijk. ‘Schuin tegenover de Johannaschool’, d.w.z. waar nu de huizen 9 t/m 11B staan, wist een krant te berichten, maar dat kan op zich zowel tegenover de Kerkdwarsstraat zijn als de andere kant op, richting Thinstraat. Gezien de ligging van Park Tivoli en de noordwestelijke windrichting lijkt ongeveer de uitmonding van de Kerkdwarsstraat als plaats van het ongeluk het waarschijnlijkst.

De twee ballonvaarders
De passagier

Dirk Dolman, in 1853 geboren, was een zoon van een beurshandelaar en vanaf 1852 bakker in Amsterdam. In 1874 trouwde hij met Mijntje Berkhof en kwam in datzelfde jaar naar Maartensdijk, waar ze vier kinderen kregen. In 1881 blijkt hij bezitter te zijn van de ‘kapitale hofstede’ ‘Oud Kouwenhoven’, groot ruim 16 hectaren ergens ten zuiden van de Utrechtseweg naar De Bilt, want in dat jaar laat hij het veilen. Hoe heeft hij dit ooit kunnen kopen? Dankzij zijn mogelijk door de beurshandel rijkgeworden vader (die in 1892 zou overlijden)? Opmerkelijk is dan weer dat hij in 1888 als ‘veehouder’ verhuisde naar de Van Alphenstraat 25 in de Utrechtse wijk Oudwijk. Waar woonde hij dan in de tussentijd? Drie jaar later echter keerde hij alweer terug naar Groenekan. In 1893, het jaar van het ongeluk, was hij, bijna 40 jaar, hereboer en rentenier, dus kennelijk had hij al op jonge leeftijd flink geboerd.

Nog in de maand van zijn dood hebben zijn erven een perceel van het landgoed ‘Koelenberg’ of ‘Het Klooster’ in De Bilt, dat toen aan het KNMI werd verkocht, aangeschaft voor ƒ 35.800 (nu ruim 1 miljoen euro!). De Dolmans moeten er inderdaad warmpjes bij gezeten hebben.

Dolman kreeg nog een extra twijfelachtige postume eer dankzij een variant op het bestaand straatlied Tararaboemdiee uit die tijd:

Dolman ging een luchtreis maken.
Maar hij bleef aan de schoorsteen haken. Dolman viel in de Weistraat neer.
Tarrara boemtije
Ga nooit met een luchtreis mee.
Maar wel met een Heilsoldaat.
Die naar het leger gaat.

Die eer werd nog groter dankzij nota bene twee varianten op die liedtekst:

Dolleman wou een luchtreis maken
hij bleef aan een schoorsteen haken

’t mandje schommelde heen weer
en Dolleman viel in de Weistraat neer.

En, geënt op het slot van de eerste tekst:

Tararaboemdiee
‘k Ga met geen luchtbal mee,
Want hoe men vallen kan
Dat zie je aan Dolleman.

Een portret van Dolman was helaas niet beschikbaar.

(Een van Dolmans kinderen, Annigje Elisabeth (1877-1957), getrouwd met W.A.L. Couturier, was de grootmoeder van Bert Couturier, die bij de onthulling van de muurschildering aanwezig was.)

De kapitein

Léon Mary was de ‘artiestennaam’ van Léon (eigenlijk Maria Leo) Antenne, in 1855 geboren in het Duitse Laar, vlak over de grens bij Coevorden en in 1881 getrouwd met Marie Geertruida van der List. Wonend en werkend in Den Haag als achtereenvolgens werktuigkundige, koopman ‘in machinerieën’ en ’ingenieur- aéronaute’.

Aanvankelijk werkte Léon Antenne samen met zijn vader als vertegenwoordiger van technische firma’s in binnen- en buitenland, maar in 1886 ging hij zijn eigen weg. Toen richtte hij de ‘Maatschappij tot exploitatie van ijsbanen in Nederland’ op en opende begin 1887 de ‘Nederlandsche IJsbaan’ van 550 meter aan de Rijswijkseweg, toen achter station Hollands Spoor, waar hij ook wedstrijden organiseerde.

In 1889 startte Antenne onder de naam Léon Mary met het maken van vluchten met een tweedehands ballon, na ‘vlieglessen’ van de Fransman Frédéric l’Hoste met wie hij aanvankelijk de vluchten maakte. Hij werd meteen maar lid van de Académie de l’Aérostation Météorologique de France en de Belgische School voor Luchtscheepvaart. In hetzelfde jaar 1889 bezochten beiden, vergezeld van gedetailleerde bouwtekeningen, de Minister van Koloniën met het voorstel om in Nederlands-Indië militare verkenningsvluchten met een ballon uit te voeren. Tevergeefs.

Mary’s eerste ballonvlucht, samen met L’Hoste, startte op 31 augustus 1889 bij Paleis ’t Loo ter gelegenheid van de verjaardag van Prinses Wilhelmina, naar wie de ballon genoemd was.

Dit soort vluchten, soms met passagiers onder wie af en toe zijn eigen vrouw of zijn zoontje en/of postduiven, heeft hij voortgezet in het hele land tot in 1897 met nog een enkele in 1906. In totaal zijn er tegen de veertig vluchten te traceren, maar het zijn er waarschijnlijk veel meer geweest. Een flink aantal daarvan kampte met problemen, alleen niet zo ernstig als in Utrecht: ballast te zwaar; passagier te zwaar, dus weer uitstappen; scheuren in de ballon, met name door aanvaring met een boomtak, waardoor soms ballastzand op het publiek stortte; scheuring van het net om de ballon; problemen met het vullen van de ballon met gas; iemand onder de ballon geraakt en gas ingeademd, opgenomen in ziekenhuis. Gewaarschuwd door het ongeluk in Utrecht werd de volgende vlucht in Den Bosch door het gemeentebestuur aanvankelijk verboden, wat werd veranderd in een verbod voor een passagier. Soms ging een vlucht niet door vanwege slecht weer, waarbij in één geval toeschouwers stenen naar de gevulde ballon gooiden. Léon Mary mogen we gerust een brokkenpiloot noemen, het lijkt erop dat hij teveel risico’s nam. Vandaar ook dat hij later eigenlijk alleen nog maar met miniatuurballons van papier met daaraan een pop in nationale kleuren optrad.

In 1907 stierf zijn vrouw en kreeg hij de voogdij over zijn kinderen, maar al snel werd hij die voogdij ontzet vanwege de mishandeling van hen en omdat hij zijn dochtertje op bedelen had uitgestuurd. (Ging het hem zakelijk niet goed?)

Léon Mary overleed op 4 maart 1921 in Den Haag. Ook van hem is helaas geen portret bekend.

(Een van zijn kinderen, Gertrude Christine Marie Josephine (1888-1950), getrouwd met C.G.A. van der Werff, is de grootmoeder van Antoon Hertogs, die bij de onthulling van de muurschildering aanwezig was.)

Niels Bokhove
(voor nadere informatie en suggesties: n.w.bokhove@inter.nl.net)