Bijzondere werkwijze  C.C.S. Crone

Tijdens zijn vele zwerftochten door de Utrechtse binnenstad noteerde Kees Crone op kleine strookjes papier wat hem opviel, emotioneerde en wat hij hoorde. Zeker een jaar lang verzamelde hij al die gedachten en invallen, rubriceerde ze en plakte ze in een groot kasboek. Zo ontstonden de bouwstenen van een verhaal. Op basis van een draaiboek componeerde hij dan uiteindelijk uit al die notities, die ook vaak aan muziek refereerden en waarin de topografie van de stad een rol speelde, een definitieve tekst. De aantekeningen werden niet één op één overgenomen. Crone stileerde en herschreef.

Een voorbeeld van hoe de notities dan in het verhaal terechtkwamen:

‘Hoe wit de sneeuw is; je zakdoek lijkt er vaal bij’

wordt in de novelle Het feestelijke leven:

‘De sneeuw kwam in Eefjes neus, en toen ze haar schone zakdoek tevoorschijn haalde, leek die grauw bij zoveel wit.’

Het was dus niet zomaar een kwestie van losse notities aan elkaar plakken, zoals soms wel eens wordt gezegd. Hij verzamelde voor Het feestelijke leven (1939) wel meer dan 1000 notities en voor zijn Muziek over het water (1940) zelfs 1600. Crone werkte als een cineast: hij observeerde, registreerde en monteerde.